Het is een vraag die regelmatig voorbij komt. Waarom moet de langstlevende de erfbelasting voorschieten en in welk wetsartikel staat dat? In dit blog ontdek je hoe het zit.
Erfbelasting is een schuld van de nalatenschap
Behalve de erfgenamen, de erflater en de executeur, hebben ook schuldeisers een belangrijke positie in het erfrecht. Daarom geeft de wet duidelijk aan wat de schulden van de nalatenschap zijn. Want deze kwalificatie brengt bijzondere rechten met zich mee. Zo kan een schuldeiser van de nalatenschap bijvoorbeeld aan de rechter vragen om een vereffenaar te ontslaan.
Artikel 4:7 van het Burgerlijk Wetboek rekent tot de schulden van de nalatenschap de “belastingen die ter zake van het openvallen der nalatenschap worden geheven, voor zover zij op de erfgenamen komen te rusten”. De erfbelasting die de erfgenamen moeten betalen, is dus een schuld van de nalatenschap.

De kinderen zijn ook erfgenaam
Als de eerste van beide echtgenoten overlijdt, gaat de hele erfenis naar de langstlevende. In ruil daarvoor erven de kinderen een geldvordering. Deze vordering mogen ze in beginsel pas opeisen als de langstlevende overlijdt. De kinderen erven deze vordering in hun hoedanigheid van erfgenaam. De erfbelasting over de vordering is daarom een schuld van de nalatenschap.
De schulden komen voor rekening van de langstlevende
Als er geen testament is, gaat op grond van het wettelijke erfrecht de hele erfenis dus eerst naar de langstlevende. Daarbij gaat het niet alleen om de bezittingen maar ook om de schulden. Omdat de erfbelasting een schuld is van de nalatenschap, moet de langstlevende deze dus voorschieten.

Waarom komt de erfbelasting in mindering op de vordering?
Elk kind erft op grond van de wet een vordering ter grootte van de waarde van zijn aandeel in de erfenis. Bij de waarde van de erfenis kijk je niet alleen naar de bezittingen maar ook naar de schulden. Zoals je hierboven hebt gelezen, is de erfbelasting een schuld van de nalatenschap. Bij het berekenen van de waarde van het erfdeel moet je dus ook de erfbelasting (over dat specifieke erfdeel) in mindering brengen. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van het kind wordt verlaagd met de verschuldigde erfbelasting.
In één geval staat er uitdrukkelijk in een wetsartikel dat de langstlevende de erfbelasting voor een kind moet voorschieten en dat het bedrag in mindering komt op de geldvordering. Dit is het geval voor het onterfde kind dat een beroep doet op de legitieme portie. Dit kan tot gevolg hebben dat het kind een niet-opeisbare vordering erft op de langstlevende. Deze vordering erft het kind niet als erfgenaam, wat betekent dat de erfbelasting daarover niet onder artikel 4:7 valt. Daarom is in een apart wetsartikel geregeld is dat de langstlevende deze belasting op verzoek moet betalen.

De fiscale gevolgen
Het is mogelijk om de vordering van een kind jaarlijks te verhogen met een rente. Dit kan in drie gevallen:
- De wettelijke rente is hoger dan 6%, in welk geval er sprake is van een bijtelling van het meerdere. Dit staat standaard in de wet indien er geen renteclausule in het testament staat en geen renteovereenkomst is gesloten.
- Er staat een renteclausule in het testament van de erflater.
- Er is een renteovereenkomst gesloten tussen de kinderen en de langstlevende.
De belastingdienst neemt het standpunt in dat de voorgeschoten erfbelasting de vordering van de kinderen direct verlaagt per de datum van het overlijden. Dit betekent dat de rente volgens de fiscus niet wordt berekend over de bruto vordering maar over de netto vordering nadat de erfbelasting er af is. In de praktijk bedraagt de erfbelasting meestal maar enkele procenten van de totale vordering, Daardoor het fiscale gevolg van dit standpunt zeer gering.